De buurthuiskamer van het Leger des Heils in Den Helder is meer dan een gezellige huiskamer van de buurt. Verschillende vormen van zorg komen hier bij elkaar.
"Hé, goedemorgen Rebekka! Alles goed met je?” Het is nog vroeg op de dag, maar korpsofficier Sandra Mostert is al druk in de weer. Ze loopt – nog wat lastig door een recente operatie aan haar voet – heen en weer tussen de woonkamer en de keuken, grapt met collega Thamar en groet mensen die binnenkomen. Ondertussen schenkt ze koffie en thee, maar bovenal aandacht aan de bezoekers van de buurthuiskamer.
Het is een dag als zovele: vanaf het moment dat de deuren van de buurthuiskamer open gaan, is er reuring. Dagelijks komen er tientallen bezoekers over de vloer. Het is een gemêleerd gezelschap van mannen, vrouwen en kinderen. De een drinkt rustig een kopje koffie, de ander is druk in gesprek met een van de vrijwilligers. In een zaaltje dat grenst aan de woonkamer worden voorbereidingen getroffen voor de Nederlandse les die bijna begint.
In het midden van de gezellige drukte staat Sandra. Als korpsofficier is zij, samen met haar man Ton, zo’n twee jaar geleden naar Den Helder gekomen. Beiden hebben een carrière als verpleegkundige in een academisch ziekenhuis verruild voor een roeping als officier bij het Leger des Heils. Nu geven ze leiding aan het plaatselijke korps (kerk, red.) van het Leger des Heils en zijn ze betrokken bij alle activiteiten in de buurthuiskamer.
Verandering
Sandra heeft de buurthuiskamer in de afgelopen twee jaar behoorlijk zien veranderen. “Toen Ton en ik hier begonnen, kwamen er vooral oudere bezoekers. Tegenwoordig zien we meer jongeren, maar ook dak- en thuisloze mensen met verslavingsproblematiek. Gelukkig hebben we hier alles onder een dak: er is professionele hulpverlening, we hebben contacten met de GGD en organiseren veel activiteiten.”
Zo gaat het niet in alle buurthuiskamers, weet Sandra. De omslag begon met de start van de Warme Kamersactie. Sandra: “Wij gingen zeven dagen per week, twaalf uur per dag open. Hier vlakbij zit een nachtopvang. Veel van de mensen die daar slapen, hebben overdag geen plek om naartoe te gaan. Wij waren open en ze hebben ons gevonden.” Al snel wordt de buurthuiskamer een locatie waar iedereen samenkomt.
Van elkaar leren
In het begin was het wel even wennen. Voor zowel Sandra en Ton als voor de andere bezoekers. Sandra: “Er komen hier nu meer mensen met multiproblematiek. Dat vraagt van ons dat we anders werken. Maar ook voor de bezoekers was het even omschakelen. Oudere mensen vonden het in het begin heel wat dat er opeens daken thuisloze mensen kwamen. Nu gaat dat gelukkig heel goed.”
Een mooi voorbeeld daarvan is een van de oudere bezoekers van de buurthuiskamer, een vrouw van 81. Sandra: “Zij gaat gewoon bij iedereen aan tafel zitten. Ook bij de dakloze mensen. Dan maakt ze gezellig een praatje, en vraagt ze of mensen al een slaapplek hebben.” Dat de verschillende mensen van elkaar kunnen leren, ziet Sandra dagelijks in de praktijk. “Wij hebben als samenleving mensen zonder een eigen huis aan de rand van de maatschappij gezet. Maar het zijn ook gewoon mensen. Iedereen is gelijk, dat zie je hier. Je merkt ook dat de dak- en thuisloze mensen hier weer iets meekrijgen van het ‘normale’ leven: ze hebben respect voor andere mensen en doen gewoon gezellig mee.”
Terwijl de geur van hamburgers en gebakken uitjes langzaam het gebouw vult – “wil jij ook een broodje?” – schuift Thamar aan. Als ambulant medewerker bij het Leger des Heils zoekt ze thuis deelnemers op. Maar ze heeft ook een vaste werkplek in de buurthuiskamer. Thamar: “De bezoekers die hier komen, hebben vaak ook vragen. Kleine dingen waar even over gebeld moet worden met een instantie, bijvoorbeeld. Doordat ik hier ben en de mensen spreek, kunnen we ze veel makkelijker helpen.”
Samenwerking
Er vindt een continue wisselwerking plaats tussen Sandra en Thamar. Sandra: “Soms spreek ik iemand, waarbij ik merk dat er wat meer hulp nodig is. Dan schakel ik Thamar in.” Thamar: “En andersom help ik soms iemand van wie ik denk dat hij zijn draai wel kan vinden in de buurthuiskamer. Dan nodig ik diegene uit om hier te komen.” Een van de bezoekers die zelf heeft ervaren hoe formele en informele hulp elkaar kunnen versterken, is Rebekka. Samen met haar zoontje Gabriël, die nu ruim vijf maanden oud is, is ze vaak te vinden in de buurthuiskamer. Rebekka raakte zo’n anderhalf jaar geleden dakloos. Tijdens die periode werd ze zwanger. Rebekka: “Dat was niet makkelijk hoor, zwanger zijn op straat. Dan had je een nachtje in de opvang geslapen, stond je ’s ochtends met je misselijkheid weer buiten.”
Kerstkind
Juist in die periode komt Rebekka in de buurthuiskamer. Sandra: “We hebben Rebekka’s buik zien groeien. Haar hele zwangerschap lang is ze hier gekomen.” Op 24 december wordt Rebekka’s zoontje Noël geboren. Rebekka: “Sandra is bij me geweest in het ziekenhuis, op kerstavond. Ze moest tussendoor even weg om de kerstnachtdienst te leiden. Precies tijdens die dienst is mijn zoontje geboren. Daarom heet hij Noël.” Lachend vult Sandra aan: “Een echt kerstkindje dus!”
Sandra en Ton wonen op de eerste verdieping, boven de buurthuiskamer. Het werk is dus altijd dichtbij. Maar de twee officieren hebben daar geen moeite mee. “Mensen vinden hier warmte en een nieuw gezin. Dat is prachtig. Zolang er mooie dingen gebeuren, is dat het allemaal waard. Ik vind het prachtig om de samenkomsten op zondag te leiden, maar minstens zo belangrijk is al het werk doordeweeks. De enige bijbel die onze bezoekers soms lezen, zijn wijzelf hè. We moeten iets uitstralen van wie Jezus was.”
Dat de plek ook mensenlevens verandert, geeft Sandra en Ton de kracht om door te gaan, ook als het werk soms zwaar is. Sandra: “Er kwam hier een dakloze jongen. Nu helpt hij iedere week mee met het geven van Nederlandse les. Dat is toch geweldig!”