Reclassering Leger des Heils

Doe nooit alsof

Een column uit de reclassering

Reclassering

Waarover zal ik schrijven? In mijn hoofd scroll ik door mijn 16 jaar als reclasseerder. Bijna onderaan in de tijd, in mijn begintijd als reclasseringswerker, verschijnt het beeld van Rafik. Hij was één van mijn eerste klantjes, een heel boze jongeman, toen nog maar net 18 jaar. Hij was geboren in Azerbeidzjan. Het was een lang verhaal hoe hij in deze stad was terecht gekomen, zonder opleiding, zonder woonplek, zonder geld en zonder familie. Nou ja, hij had een moeder en een zus, die woonden ergens in Nederland. Hij zag ze niet vaak. En een vader, die was in Polen.

“En jullie hebben ons helemaal kapot gemaakt”, zei hij. In zijn ogen zag ik zo’n diepe, zwarte woede dat ik mijn ogen onwillekeurig afwendde. “Je bent bang voor mij hè?”, zei hij. “Nee”, zei ik. En dat was een beginnersfout, die ik daarna nooit meer zou maken. Een belangrijke les voor het werken met onze doelgroep: Doe nooit alsof. Er kwam een stroom modder en vuur uit zijn mond, hij was niet meer te stuiten. Ik wist me geen raad en heb uiteindelijk het gesprek beëindigd

Gelukkig bestaat er casuïstiek en intervisie en het volgende gesprek was ik voorbereid. Ik vertelde hem dat hij me inderdaad bang had gemaakt met zijn boze blik en dat ik me kon voorstellen dat andere mensen ook bang van hem zouden worden op die manier. Hij zei dat hij niet had verwacht dat hij nog op een volgend gesprek zou mogen komen. “Zo gemakkelijk geven wij hier niet op”, zei ik. We gingen samen naar de sociale dienst, waar je in die tijd nog uren moest wachten voordat je aan de beurt kwam. Maar dat had ik er wel voor over. Al die wachttijd praatte hij aan één stuk door.

Gevlucht

Zijn verhaal was schrijnend. Zijn vader was journalist geweest in Azerbeidzjan. Hij had dingen geschreven die de politieke machthebbers niet aanstonden en was zodanig bedreigd, dat het gezin naar Polen was gevlucht. Daar had Rafik twee jaar op school gezeten en net toen hij een beetje gewend was, wisten de vijanden van zijn vader hem daar ook te vinden en zijn ze verder gevlucht naar Nederland. Hier kwamen ze in een asielzoekerscentrum, waar ze één kamer kregen met het hele gezin. De spanningen liepen op en zijn ouders kregen steeds meer ruzie. Uiteindelijk is zijn vader alleen teruggegaan naar Polen en bleef Rafik achter met moeder en zijn zus. Hij was verdrietig, maar vooral boos. Hij liet zich niets meer zeggen. Hij sloeg van zich af zodra iemand in zijn buurt kwam. Zijn moeder kon het uiteindelijk niet meer aan en toen hij een meisje in haar buik had geschopt omdat ze haar snoep niet wilde delen, werd hij bij zijn moeder en zus weggehaald en in een jeugdgevangenis ondergebracht.

Dat was eigenlijk niet de bedoeling, die gevangenis, maar in die tijd was er geen plek in een opvanghuis. Dus plaatsten ze hem (tijdelijk) in de jeugdgevangenis. (Nu kan dat gelukkig niet meer). Daar zat hij als 15-jarig jongetje tussen de criminele jongeren, die allemaal ouder en sterker waren dan hij. Hij werd door hen geïntimideerd en in elkaar geslagen. Nadat hij een stoel naar een hulpverlener had gegooid, werd zijn verblijf daar beëindigd. Dat was vlak voordat hij 18 werd en nu moest hij het kennelijk maar verder zelf uitzoeken.

Alles geprobeerd

Zijn moeder en zus hadden inmiddels een woning, maar daar kon en wilde hij niet wonen. Zijn vader wilde hem ook niet in Polen hebben. Zodoende was hij hier. Maar hij was niet dom en hij ging het heus wel redden. Het lukte gelukkig om een daklozenuitkering te krijgen en een slaapplek in de jongerenopvang. Helaas duurde het niet lang voordat hij daar ook uit werd gezet, wegens intimiderend gedrag. In de twee jaar toezicht die daarna volgden, heb ik alles geprobeerd en ingezet wat maar mogelijk is vanuit de reclassering. Ik meldde hem aan voor behandeling en er werd ADHD vastgesteld. Hij kreeg medicatie, maar hij verkocht die op straat en kwam niet op de afspraken bij zijn behandelaar. Ik kreeg hem geplaatst in een woning met begeleiding, maar al snel werd hij daar uitgezet omdat hij zijn begeleiders bedreigde. Ik vond een leerwerktraject voor jongeren met gedragsproblemen, geleid door een oud-politieman, die mij verzekerde dat het nog nooit was gebeurd dat hij een jongen niet meekreeg. Maar ook daar werd Rafik weggestuurd wegens ernstige bedreiging van medestudenten.

Tenslotte kon ik hem plaatsten in een instelling in het midden van het land, waar wonen, scholing, werk en (psychiatrische) behandeling allemaal op elkaar afgestemd zouden zijn. Toen ik hem daar achterliet, zei hij: “Nu komt het echt goed!” Maar twee maanden later, vlak voor het einde van mijn toezicht, belde de instelling mij met de mededeling dat hij daar niet kon blijven. Zijn aanwezigheid werkte “ontwrichtend” in de groep en medewerkers voelden zich niet meer veilig.

Bezwaard hart

Meteen daarna belde Rafik mij zelf. Hij begreep er niets van, ze waren gewoon allemaal tegen hem. Nederland was niks voor hem en hij zou wel naar zijn vader in Polen gaan. Ik sloot het toezicht af met een bezwaard hart. 

Nog jaren daarna werd ik van tijd tot tijd gebeld door casemanagers van gevangenissen, begeleiders van hulpinstellingen en zelfs door psychiaters, die vroegen of ik iets meer kon vertellen, want ze wisten zich geen raad met hun cliënt, patiënt of gedetineerde Rafik. En hij verwees naar mij, want ik zou kunnen vertellen hoe het zat met hem…