Illustratie mannetje sneeuw
Overig

Het meisje en de majoor

Een warm winterverhaal

Knierp, knierp, knierp, knierp, deed de sneeuw onder Willems schoenen. Knierp, knierp. Foei wat was het koud! Hij liep over de Kloveniersburgwal en verveelde zich een beetje. Hij stak de brug over en liep de Joodse wijk in. “Hei mannetje! Moet jij niet naar school?”, klonk het vanuit een openstaande winkeldeur. Een grote werkman stapelde kratten op elkaar. “Dicht”, antwoordde Willem. “Rotoorlog”, bromde de man. “Een sneeuwpop maken dan maar”, grijnsde hij. Willem zei niets en sjokte verder de wijk in.

Bijna een jaar geleden hadden de Duitsers hier meer dan vierhonderd Joodse mannen opgepakt en weggevoerd. En afgelopen zomer waren ze weer gekomen. En toen, oh zo verschrikkelijk, toen hadden ze ook Bram meegenomen. Zijn beste vriend. Willem werd er weer boos en verdrietig van. Hij had nog geprobeerd hem mee te nemen naar de majoor, zodat zij hem zou kunnen verbergen voor de Duitsers. Maar Bram was teruggegaan naar zijn vader en moeder. En zijn zusje Sara. Ze waren allemaal meegenomen. Een dikke traan biggelde over zijn linkerwang.

Stil in de stad

Het was stil in de witbesneeuwde straten. De huizen stonden als grote grijze wachters aan beide kanten van de gracht. Veel van die huizen waren leeg sinds de razzia’s, sommige ervan hadden kapotte ramen en deuren. Op de hoek van de straat stond Willem stil. Het was helemaal stil in de stad. Helemaal?
Nee. Toch niet helemaal. Willem hoorde een geluid. “Uche, uche, uche.” Het was een heel zacht geluid, maar toch was het er. “Uche, uche, uche.” Vanachter een gebroken ruit in het onderhuis net naast de kapotte voordeur, klonk zachtjes gehoest.

Het meisje met de krullen

Willem ging op zijn knieën in de sneeuw zitten en tuurde naar binnen, maar daar was het alleen maar donker. “Is daar iemand?”, fluisterde hij door de kapotte ruit. Het bleef muisstil… “Hallo? Is daar iemand?”, zei Willem nu hardop. “Uche, uche, uche,” klonk het. Het was geen grote mensenhoest. “Heb je iets nodig?” vroeg Willem nu. Plotseling verscheen het bleke gezicht van een meisje achter de ruit. Een mager kind met zwarte krullen en donkere ogen. “Heb je iets te eten?”, vroeg het, en het kuchte weer. “Uche, uche, uche.”

Een veilige plek

“Ik heet Willem”, zei Willem, “hoe heet jij?” Het meisje dacht even na en keek langs Willem de straat in. “Ik heet Mila,” zei het meisje toen. “Heb je iets te eten voor me?” Willem sprong overeind. “Kom maar mee, ik weet een veilige plek waar ze eten voor je hebben.” Het bleke gezichtje verdween vanachter de ruit en Willem hoorde voetstappen in het huis. Ineens stak Mila haar hoofd langs de kapotgeslagen voordeur. “Is het… is het veilig? Zijn er geen eh…” Mila aarzelde. Willem snapte het. Tuurlijk snapte hij het. Mila was bang voor de Duitsers. “Kom maar”, zei hij. “Het is stil in de stad. Er is geen Duitser te bekennen. Ik breng je naar een veilige plek. Maar we moeten wel een eindje lopen. Naar Noord.”

De majoor

Willem klopte op de deur van een groot huis. Het bleef stil. Hij klopte nog eens. Harder. Nu hoorden Willem en Mila gestommel. “Rustig, rustig, ik kom eraan. Die deur hoeft niet kapot.” De deur ging open en daar stond een klein vrouwtje met een knotje in het haar. “Dag Willem, wat kom jij hier doen? Zo’n eind van huis?”, klonk het vriendelijk. “Ik heb haar gevonden in de Joodse wijk, majoor. Ze hoestte en toen hoorde ik het. En toen zei ze dat ze honger had en toen dacht ik dat ze maar naar u toe moest”, ratelde Willem. De ‘majoor’ keek het meisje aan, zette haar brilletje recht en tuurde de straat uit. “Kom maar binnen, dan krijgen jullie een glas melk. En ik denk dat er ook nog wel wat witbrood met boter is.”

Een witte boterham

Willem, Mila en de majoor zaten in de keuken. Het magere meisje had haar tanden in een boterham gezet. Met haar grote donkere ogen keek ze de majoor aan. Ze hoestte weer. “Dat klinkt niet goed”, zei de majoor bezorgd. “Je hebt een flinke verkoudheid opgelopen denk ik zo.” “Het was ook zo koud in dat huis”, antwoordde Mila. “Hoe lang zat je daar al?” Mila dacht even na. “Een paar weken. Eerst, na de razzia, ben ik weggerend. Naar mijn tante. Daar heb ik een paar weken gewoond. Maar op een dag kwamen de Duitsers daar ook iedereen weghalen. Ik kon ontsnappen via de achtertuin. En toen heb ik op  straat gewoond. En ’s nachts sliep ik in de verlaten huizen.” De majoor schudde haar hoofd en glimlachte. “Och meisje, wat een toestand. We zullen eerst maar eens kijken dat je wat aansterkt en dan een veilige plek voor je vinden.” Ze draaide zich om naar Willem, die zijn laatste slok melk nam. “En jij gaat naar je moeder. Anders is het straks donker.” De jongen knikte en stond op. “Dag Mila. Ik hoop dat je gauw weer beter bent”, zei Willem. En weg was hij. De voordeur viel met een luide bons in het slot.

Het grote huis

Een paar weken later fietste de majoor naar Hilversum. Mila zat achterop. Aan elke kant een been, een hoofddoek bedekte haar zwarte krullen. Ze was weer helemaal beter en had een blos op haar beide wangen. “Zijn we er al bijna?”, vroeg ze. “Nog even volhouden”, lachte de majoor. “Nog een kwartiertje.” Bij een groot huis in Hilversum stopten ze. “Hier moeten we zijn. Kom maar mee.” Samen liepen ze langs het huis naar de achterkant. Daar stond een mevrouw de was op te hangen. Ze lachte toen ze het stel zag. “Dus jij bent Mila? Kom maar mee, we hebben hier een mooie zolderkamer voor je. Hier naar binnen en dan links de trap op. Wij komen zo.” Mila rende al naar boven. De vrouw en de majoor praatten nog even en toen vertrok de majoor weer op haar fiets. De vrouw liep de trap op. Bovenaan stond Mila. “Waar is de majoor?” vroeg ze. “Die moest weer verder. Kleding brengen bij kinderen zoals jij”, glimlachte de vrouw.

Illustratie mannetje sneeuw

In werkelijkheid was majoor Bosshardt in oorlogstijd nog kapitein, dus werd zij nog geen majoor genoemd.

Loop het rondje van 'de majoor'

Loop het rondje van 'de majoor'

28 november 2022 •
Majoor Bosshardt, iedereen kent haar wel, door haar optreden in verschillende televisieprogramma's en natuurlijk de beroemde foto met prinses Beatrix.