Maatschappelijke opvang

Hoe kan het dat er zoveel dakloze mensen zijn?

WAT DE OORZAKEN ZIJN

1. Er zijn te weinig woningen. Vooral in de grote steden is het moeilijk om een betaalbare huurwoning te vinden. Volgens onderzoeksbureau ABF Research, dat het woningtekort voor de overheid bijhoudt, zijn er in Nederland 315.000 woningen te weinig. Daardoor wonen bijvoorbeeld meer mensen en huishoudens noodgedwongen bij elkaar. Het woningtekort is met afstand de belangrijkste reden voor het feit dat er zoveel mensen dakloos zijn. Maar er is wel meer aan de hand. Dat ziet en zag Guusta van der Zwaart gebeuren. Van der Zwaart is bestuurder van de Stichting De Tussenvoorziening in Utrecht en omstreken, een zorgorganisatie die er voor iedereen is die dakloos is of dreigt te worden. De Stichting regelt woonplekken en helpt mensen om hun leven weer op orde te krijgen. Van der Zwaart is ook voorzitter van Valente, de branchevereniging waar zorgorganisaties als de Stichting De Tussenvoorziening  en het Leger des Heils bij aangesloten zijn.

2. Rond 2015 ging de manier waarop de zorg in Nederland georganiseerd en betaald wordt drastisch op de schop. Vanaf die tijd moesten de gemeenten van de landelijke overheid zelf alle zorg inkopen en regelen voor hun inwoners. Met minder geld moesten de gemeenten meer doen. Door reorganisaties en bezuinigingen vielen mensen tussen wal en schip.

(de tekst gaat verder onder het kader.)

DAKLOOS IN NEDERLAND. DE CIJFERS.

  • De cijfers van het CBS gaan over dakloze mensen tussen de 18 en 65 jaar die bekend zijn bij de overheid, waaronder mensen die in de opvang of op losvaste basis bij vrienden, kennissen of familie slapen. Het is niet duidelijk hoeveel thuisloze mensen er zijn.
  • Ruim 8 op de 10 daklozen is man.

  • Een op de drie daklozen verblijft in de vier grootste gemeenten: Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht.

  • De groep dak- en thuisloze mensen is net zo divers als de samenleving. Het gaat bijvoorbeeld om mensen die hun woning kwijtraken na een scheiding, het verlies van hun baan of een faillissement. Vaak gaat het gepaard met financiële problemen, bijvoorbeeld wanneer mensen door hoge schulden hun huur niet meer kunnen betalen.

  • Er zijn ook mensen die nog meer in de nesten zitten. Ze hebben meerdere en ernstige problemen tegelijkertijd: verslaving, een psychiatrische stoornis, een verstandelijke beperking, schulden.

3. Er zijn minder beschermde woonplekken. Denk aan psychiatrische klinieken en 24-uurslocaties waar mensen langdurig verblijven. Het verminderen van dit soort woonplekken is politiek beleid. Het idee erachter is de veranderende visie op de zorg, waarin mensen eerder zelfstandig wonen en zelfredzaam zijn. Voor sommige mensen is dit te hoog gegrepen. 

4. De digitalisering van de samenleving. Het openen van een bankrekening, het aanvragen van toeslagen bij de Belastingdienst; steeds meer gaat digitaal. Een groep mensen kan deze ontwikkelingen niet bijbenen. 

5. Wet- en regelgeving zit dak- en thuisloze mensen soms in de weg. Je kunt je bijvoorbeeld zonder vast adres niet inschrijven in het bevolkingsregister. En sta je niet met een adres in het bevolkingsregister dan kun je geen zorgverzekering afsluiten of een uitkering of paspoort aanvragen. Een adres is het ticket om mee te doen aan de maatschappij.

6. De kostendelersnorm. Als je je inschrijft op het woonadres van een vriend met een uitkering, wordt diezelfde vriend gekort op de uitkering.

7. In 2020 maakten ruim 20.000 mensen in Nederland gebruik van opvangcentra. Dat blijkt uit cijfers van Valente, de eerder genoemde branchevereniging. Mensen die in de opvang werken en verblijven; iedereen merkt dat de opvangcentra overvol zitten. De opvang zit vol omdat er geen doorstroom is. Je zit een paar weken in een opvang en daarna stroom je door naar een passende woonplek. Zo zou het moeten zijn. Maar de praktijk is anders. Dat mensen zes maanden of (veel) langer in een opvang verblijven; het is geen uitzondering.

Waarom is er geen doorstroom?
Dan komen we weer uit op het punt waar we begonnen: het gebrek aan woningen. Er is berekend dat er de komende 10 jaar zo’n 1 miljoen huizen moet worden gebouwd om het tekort op te lossen. Niet voor niets sprak het kabinet vorig jaar het voornemen uit om zo snel mogelijk 10.000 extra woonplekken met begeleiding voor dak- en thuisloze mensen te realiseren. Ook voor het stokken van de doorstroom geldt: de woningnood is de belangrijkste reden, maar er is meer aan de hand. Een woonplek voor dakloze mensen regelen, is in de praktijk soms knap lastig - ook als de woonplek er wel is. Dat komt soms door gesteggel tussen gemeenten over wat in de volksmond regiobinding wordt genoemd. In welke gemeente hoort iemand thuis (lees: wie gaat er betalen)?

Zo werkt regiobinding in de praktijk
In de wet bestaat regiobinding niet, maar in de praktijk wel. Een voorbeeld. Een Nederlands gezin emigreert naar België, maar het avontuur wordt geen succes. Ze keren na een paar jaar berooid terug en melden zich bij de gemeente Utrecht. Ze hebben een woning nodig. Maar het gezin heeft ook in Amsterdam gewoond en stond door de jaren heen in verschillende plaatsen ingeschreven. De plaats waar het gezin de meeste binding mee heeft, lijkt niet helder. Als gemeenten er niet samen uitkomen, valt het gezin tussen wal en schip.

Bij jongeren onder de 18 jaar heet het niet regiobinding, maar Woonplaatsbeginsel. Daarbij worden er weer andere regels gehanteerd om vast te stellen welke gemeente betaalt. Net als bij regiobinding geldt ook voor het Woonplaatsbeginsel: gemeenten interpreteren de regels op verschillende manieren en passen ze niet altijd op dezelfde manier toe.

Hoe lossen we het probleem van dakloosheid op?

Hoe lossen we het probleem van dakloosheid op?

In Nederland zijn ruim 32.000 mensen dakloos. Wat moet er gebeuren?