Toch nog kerst

Kerstverhaal

Geloof en zingeving
Leestijd: 4 minuten

Pfff fff fff… Willem blies zijn warme adem op zijn koude vingers. Pfff fff fff… Het was zó koud! Dikke sneeuwvlokken dwarrelden langzaam langs de donkere muren van de steeg. Hij zat op een lege jutezak achter een paar grote houten groentekratten, waar hij wat minder last had van de gure wind. Hij had gerend. Helemaal vanaf de groentewinkel, via het station, de Prins Hendrikkade en toen de wijk in… en die slome agent had hem niet ingehaald!

***

Pfff fff fff… nog maar eens blazen. Hij voelde in de zak van zijn dunne jas. Daar zat ie nog! Die heerlijke grote sinaasappel die hij bij de groentewinkel had gejat. Willem grinnikte even: “Eigen schuld. Landverrader.” Toen betrok zijn gezicht. Hij dacht aan Bram, met wie hij altijd zoveel schik had gehad. Bram was opgepakt door de Duitsers in de oorlog. En hij had hem nooit meer gezien. Net als zoveel andere Joodse mensen uit de wijk.

***

Een grote sneeuwvlok landde precies op zijn rode neus en smolt meteen. Brrrr wat was het koud! Maar hij had een sinaasappel voor moeder. Daar zou ze vast van opknappen, want sinaasappels zijn gezond. Willems moeder was al een tijd ziek. Ze hoestte verschrikkelijk en lag de hele dag uitgeput in bed. Groente en fruit had ze nodig, en nu had hij een lekkere grote sinaasappel voor haar. Hij verheugde zich al op het moment. Wat zou ze opkijken!

Voorzichtig keek hij even om het hoekje van de besneeuwde kratten. Niemand te zien. De agent had het vast opgegeven. De wind, die in de steeg nauwelijks voelbaar was, joeg de sneeuwvlokken met grote snelheid door de straat verderop. Niemand te zien… of toch?

***

Een donkere schaduw bewoog zich voorzichtig door de voortjagende sneeuw en de gladde straat. Was dat toch die agent? Nee, die was veel groter. Oh, maar hij herkende deze gedaante! Zij was het! Willem wilde opspringen en achter haar aan rennen, maar ineens bedacht hij zich. En voorzichtig ging hij weer zitten op de jutezak.

***

Zij had gezegd dat stelen niet goed was. En nu had hij dat toch gedaan. Zou God dat echt zo erg vinden? Ook als het voor moeder was? Willem wist het even niet meer. Hij schaamde zich nu een beetje. Zou hij nog wel welkom zijn op het kerstfeest voor de kinderen vanavond? Zij had gezegd dat hij mocht komen en oh hij keek er zo naar uit! Willem ging weer staan en langzaam liep hij naar het einde van de steeg. Voordat hij de straat overstak, keek hij nog eens goed om zich heen. Geen agent. En zij was ook verdwenen. De wind en de sneeuw zorgden voor een dicht gordijn waardoor je bijna niets kon zien. Oh! Daar lag zijn pet! Hoe kwam die daar nou? Zeker afgevallen toen hij de steeg in rende. 

***

Het was avond geworden en hij stond er al een half uur. Stilletjes in de portiek. Het sneeuwde niet meer, maar het was nog kouder dan vanmiddag. Willem rilde en dook nog wat dieper weg in de portiek. Moeder had de sinaasappel zo fijn gevonden! Hij had verteld dat ie van een groentekar gerold was en dat die kar was verdwenen in de sneeuwstorm. Moeder had hem aangekeken en even had hij het gevoel dat ze wist dat hij had gelogen. Maar daarna was ze teruggezakt in haar kussens. Hij had de sinaasappel in kleine partjes op een bordje gelegd en ze had zeker de helft ervan opgegeten. Oh hij hoopte zo dat ze gauw op zou knappen.

***

En nu stond hij al meer dan een half uur in de portiek. Hij durfde niet aan te kloppen. Ze wist het vast. Dat hij gestolen had. En dan zou hij misschien nooit meer welkom zijn. Hij had de andere kinderen naar binnen zien gaan. Vanuit de portiek zag hij de verlichte vensters. Binnen was het vast lekker warm en gezellig. Hij had gehoord dat er zelfs een kerstboom stond. Zou hij even door het raam kijken? Willem aarzelde. Even door het raam kijken. Dat kon toch best? Voorzichtig zette hij een paar stappen. Hij keek om zich heen en rende toen de straat over. De ramen waren te hoog om naar binnen te kunnen kijken, maar tegen de muur stond een grote mannenfiets. Willem klom op de stang van de fiets en nu kon hij zien wat er daarbinnen gebeurde.

***

Oh het zag er zo gezellig uit! De kinderen zaten in een grote kring, bij de kerstboom. En zij zat op een stoel en had een boek op haar knieën. Haar mond bewoog, ze las voor. Het raam besloeg door Willems warme adem en met zijn mouw veegde hij het raam weer schoon. Maar toen ging het mis. De fiets gleed weg en hij bonsde met zijn handen tegen het raam. Eventjes hing hij aan het raamkozijn, maar dat was door de sneeuw zo glad. Willem viel. Bovenop de fiets. Zijn rechterknie kwam hard tegen het stuur. Hij voelde de pijn, maar hield zijn lippen stijf op elkaar.

***

‘Willem wat doe jij nou?’ Zij was het! Ze stond in de deuropening. Het boek nog in haar hand. ‘Ben je gevallen?’ vroeg ze met een rustige stem. ‘We misten je al, waar was je nou?’ Willem hakkelde: ‘Ik, ik,… ik was nog bij moeder. En ik was laat. En, en…’ Kom maar binnen,’ zei ze. ‘Dan doen we een pleister op die bloedende knie.’ ‘Ja mevrouw de kapitein,’ stamelde Willem en hij liep achter haar aan de gang in.

***

Adjudant Bosshardt drukte een grote pleister op de wond en keek Willem aan: ‘Je zat in de steeg he? Vanmiddag.’ Willem schrok. ‘Ik zag je pet,’ zei ze glimlachend. ‘Wat kun jij rennen. Je zag me niet op de kade, maar ik zag jou wel. Met agent Wouters op je hielen. Hij kon je lang niet bijhouden. Ik heb een praatje met hem gemaakt.’

***

Nu wist ze alles. Nu zou ze wel zeggen dat ik maar naar huis moest gaan en niet meer welkom was bij het kerstfeest. ‘Ik weet wel dat je die sinaasappel hebt gejat voor je zieke moeder Willem,’ zei ze zacht. ‘Maar stelen is niet goed, dat weet je wel.’ ‘Ja kapitein,’ stamelde Willem, ‘maar moeder heeft t zo nodig. Ze is zo ziek.’ 

***

Ze keek hem aan door haar ronde brilletje. ‘Dat weet ik jongen. Daarom heb ik die sinaasappel voor je betaald. Agent Wouters heeft de centen aan de groenteman teruggegeven. En als je voortaan iets nodig hebt voor je moeder, kom je eerst naar mij. Afgesproken?’ Willem knikte. ‘En dan gaan we nu Kerst vieren, samen met de anderen. Ik was net begonnen te vertellen over de komst van Jezus naar deze wereld. Ga je mee?’ Willem stond op en liep blij met haar mee. Toch nog Kerst vieren…