Vanochtend wil ik op tijd zijn, want mijn eerste klant zit er altijd al een kwartier van tevoren. Ik ben ruim op tijd op, mijn zoon heeft al koffie voor me gezet en ik ontbijt gezellig met hem, mijn man is een paar dagen weg voor zijn werk. Nog even opruimen, een ditje en datje regelen en dan ben ik toch al te laat om nog langs Albert Heijn te gaan voor een lunchsalade. Dan maar zonder lunch, maar wel op tijd voor mijn vroege klant.
Als ik uit mijn auto stap hoor ik iemand “mevrouw” roepen. Ik kijk om, maar zie niemand. Als ik doorloop hoor ik het weer. Nu zie ik iemand naar mij zwaaien bij de ingang van de parkeerplaats. Ik loop naar hem toe, wellicht zoekt hij iets of wil hij de weg vragen.
Maar als ik bij hem ben zegt hij: “Kent u me niet meer? Ik ben het, Santi!” Verbluft kijk ik hem aan en ik bekijk hem ook van top tot teen. “Wat? Ben jij het Santi? Wat zie jij er goed uit!” roep ik uit. Ik kan mijn ogen niet geloven. Voor mij staat een knappe, slanke, goed geklede jongeman. Het dikke blauwzwarte haar in een stijlvol kapsel naar achteren gekamd. Zijn donkere ogen kijken me aan met een glans die nieuw is en een half triomfantelijke, half afwachtende blik.
Zelfvertrouwen
“Hoe gaat het met je” vraag ik hem. Hij vertelt dat hij weer een eigen woonplek heeft en dat hij ook werkt, in de keuken van een restaurant. “Wat fijn om dat te horen. En je bent ook veel afgevallen.” Hij antwoordt: “Ja ik sport ook weer, het gaat nu echt beter met me. Jakov heeft me geholpen. Hij zei dat u nog naar mij vroeg.” Ik vraag hem of hij nu vertrouwen heeft in de toekomst, in zichzelf. “Ik denk het wel”, zegt hij. “Wel meer in ieder geval.”
“Vertrouw op jezelf”, zeg ik. “Ik durf te zeggen dat ik wel enige mensenkennis heb. En jij bent iemand met een goed hart. Het moet echt goedkomen met jou.” Er licht iets op in zijn ogen. “Dank u wel”, zegt hij. “Ik ben blij dat ik u zag”.
Tegenslagen
Ik loop naar binnen en denk aan alle gesprekken die we twee jaar lang hebben gehad. Hoe moeizaam het was. Altijd lange, diep-filosofische gesprekken. Zo ernstig op zoek naar wat het leven van hem wilde en wie hij kon zijn. Altijd schuldgevoelens omdat hij het ‘verkeerd’ had gedaan. En omdat hij te dik was. En omdat het nooit wat met hem zou worden.
Hij was geadopteerd vanuit Noord-India. Maar helaas zwaar mishandeld in het adoptiegezin, uit huis geplaatst, in instellingen gezeten en daarna weer in een pleeggezin. Op jonge leeftijd drugs gaan gebruiken, maar die hadden een veel te heftige uitwerking en hij belandde in een “heel andere dimensie”. Hij deed daardoor dingen, waar hij zichzelf niet voor kon vergeven en waardoor hij zijn vriendin, “de liefde van zijn leven”, kwijt raakte aan zijn beste vriend.
Ik kon hem niet redden. Aan het einde van het toezicht kon hij nog niet werken, zat aan de antidepressiva en woog 20 kilo te zwaar. Met een bezwaard hart sloot ik dat toezicht af. Gelukkig was er nog wel een hulpverlener die bleef: Jakov. De jaren daarna hoorde ik van hem nog regelmatig hoe het met Santi ging. Niet goed. Hij was opgenomen in de psychiatrie in ernstig verwarde toestand. Hij was suïcidaal. We bespraken hoe machteloos we ons als hulpverleners konden voelen en hoe deze jongen ons aan het hart ging. Maar Jakov bleef hem bezoeken en bleef hem steunen en vooral: bleef in hem geloven. En kijk nu. Mijn dag kan niet meer stuk.
*Alle namen in deze column zijn fictief
Iedere maand delen onze columnisten uit de reclassering wat zij meemaken in een zelfgeschreven column. Ze nemen je mee in hun dagelijkse werkzaamheden en schrijven op een eerlijke en creatieve manier over wat hen bezighoudt. Op de hoogte blijven van nieuwe verhalen? Volg ons dan op LinkedIn!