De veldwerkers van Street Level in Den Haag rijden met hun speciale bus door de stad, op zoek naar dak- en thuisloze mensen die buiten slapen.
De twee veldwerkers hebben al een tijd met hun bus in het park gestaan en spullen uitgedeeld. Maar de avond zit er nog niet op. Het is tijd om langs te gaan bij een aantal dakloze mensen die buiten slapen. Terwijl de nacht steeds kouder wordt, liggen door de stad verspreid mensen in zelfgemaakte tentjes. Soms worden ze warm gehouden door een gevonden of gekregen deken, soms door alcohol of andere middelen.
“Zou Danny thuis zijn?”
“Laten we even kijken, meestal wel.”
Het ‘thuis’ van Danny is een stukje grond, tussen een groot gebouw en een doorgaande weg, beschut door wat struikgewas. Hier geen huisnummer of deurbel, maar een gekanteld fietsenrek met een kleine uitsparing waar een mens - gebukt - precies doorheen kan. “Danny, ben je thuis?” De twee veldwerkers lopen met hun zaklamp voorzichtig richting een aantal gespannen zeilen. “Ben je wakker Danny?” Discreet trekt Niels het zeil iets opzij. “Hij ligt lekker te slapen. Dat is meestal als hij gedronken heeft.”
Hoewel de veldwerkers in dit geval geen concrete actie ondernemen, is het toch van belang dat ze in de gaten houden waar iedereen verblijft, legt Mischa uit. “Dan kunnen we ze ook makkelijk vinden als er iets is.”
Tekst gaat verder onder de afbeelding
Geniaal
De laatste stop van de avond is bij Jan. “Die lust vaak nog wel een bakkie.” Mischa: “Hij is geniaal. Zo slim. Misschien zelfs te slim.” Niels: “De afgelopen maanden ben ik veel bij hem langs geweest. Soms slaapt hij hele nachten niet en denkt hij alleen maar na. Diepzinnige gedachten, echte hersenkrakers. Je kunt goed met hem praten, hij is echt niet gek. Maar wel verslaafd aan methadon en cocaïne, en al lang dakloos.”
'Hij is echt niet gek. Maar wel verslaafd'
Niels parkeert de bus. Gewapend met hun zaklampen gaan de mannen op pad. Op een braakliggend bouwterrein, ergens aan de rand van het centrum, staat een tentje. Ernaast staat een overvolle winkelwagen, volgeladen met spullen. “Goedenavond Jan, ben je thuis?” Er klinkt wat gemompel vanuit de tent en plots wordt de rits opengetrokken. Een grijze bos krullen komt aarzelend uit de tent tevoorschijn. “We hebben koffie voor je meegenomen, wil je dat nog?” Jan gaat in de opening van zijn tent zitten. “Dankjewel, lekker. Dat gaat er altijd in.” De twee veldwerkers pakken een emmer om op te zitten. “Hoe gaat het met je? Het is koud hè?” Voorzichtig neemt Jan een slok van zijn koffie. “Valt mee hoor! Gaat nog goed zo.” Terwijl de veldwerkers dieper wegduiken in hun jassen en schuilen voor de koude wind, drinkt Jan rustig verder, de mouwen van z’n overhemd opgestroopt.
“Ben je nog wat aan het lezen?”
“Nee, ik heb geen boeken meer.”
“Zal ik volgende keer een boek voor je meenemen? Welk genre vind je leuk?”
“Maakt me niet zoveel uit. Geschiedenis is altijd goed.”
“Doen we! Ik zoek thuis iets op en neem wat mee.”
“Dankjewel.”
Na een tijdje staan de mannen staan op. Tijd om naar huis te gaan. “Tot de volgende keer, Jan. Fijne avond nog.” Terwijl ze met hun zaklampen de ruige grond – de ‘achtertuin’ van Jan – verlichten, verdwijnt achter hen de bos grijze krullen weer in de tent. De rits gaat dicht, de deur op slot. Bedtijd.