Nieuws

Variaties in stille rituelen

Achter de gesloten deuren van De 3 Eiken

Een zacht zoemgeluid ontsluit de toegang tot De 3 Eiken. Er is geen weg terug. Alleen een tag van het personeel kan de deur openen. In deze besloten unit van De Blinkert, het specialistische verpleeghuis van het Leger des Heils, wonen veertien mannen. Meestal door de rechter gedwongen tot opname.

Wil je met me neuken of wil je me pijpen?” Dat vroeg een bewoner mijn vrouwelijke collega vanochtend bij het aankleden.’ Voor Arjan, begeleider bij De 3 Eiken, is het de gewoonste zaak van de wereld: ‘Je raakt eraan gewend. Ik kreeg ook zo’n vraag: “Mag ik je beffen?” Toen antwoordde ik: “Ik ben geen vrouw; je kunt me niet beffen.” Daarop haalde hij zijn schouders op. Omdat deze mannen geen rem kennen, zijn er geen vrouwelijke bewoners in deze unit. Het risico is te groot. Er zijn wel vrouwelijke collega’s. Zij weten hoe ze daarmee moeten omgaan en vertellen de mannen duidelijk dat ze dat niet willen. Dan gaat het eigenlijk niet fout.’
Bij de koffieronde om half tien zijn er vier mannen in de sober ingerichte woonkamer van De 3 Eiken. Twee mannen zitten aan de uiteinden van de bank. De andere twee aan afzonderlijke tafels. Zij praten niet met elkaar. Ze dommelen in slaap, staren voor zich uit of kijken naar het plafond. Elke tien minuten komt een van hen in beweging, staat op zonder iets te zeggen, loopt naar een andere stoel, neemt daar plaats en staart in de verte of sukkelt opnieuw in slaap. Bewoners, die later op de dag de woonkamer binnenkomen, sluiten zich aan bij het ritueel van zwijgen, staren, dommelen, weglopen en terugkomen. Als bewoner Mike zingend de huiskamer binnenkomt: ‘You’re dancing the move’, kijkt niemand van de aanwezigen op of om.

Guus, lang en stevig gebouwd, kiest steevast de kleinere tafel bij het raam. Hij zit onderuitgezakt, zijn knieën over elkaar, met zijn rug tegen de muur en zijn handen op zijn bolle buik. Hij kijkt wezenloos voor zich uit of dommelt in slaap. Arjan brengt hem koffie. Na de eerste slok koffie begint hij te hoesten. Slijm druipt uit zijn mondhoeken en druppelt op zijn grijze vest. Hij doet niets, laat het gebeuren. Elk kwartier roept hij onsamenhangend iets moeilijk verstaanbaars: ‘Brand blussen’ of ‘We gaan naar Hongkong’. Hij verwacht geen reactie. ‘Lekkere knots.’ ‘Ik weet het allemaal niet meer.’
De bewoners van De 3 Eiken hebben met elkaar gemeen dat zij in het verleden overmatig alcohol gebruikten. Zij kregen daardoor het syndroom van Korsakov met permanente ernstige hersenschade. Elk van hen heeft daarnaast andere problemen, zoals een lichte verstandelijke beperking, schulden, verslaving of dakloosheid. Arjan ziet daarin juist de uitdaging: ‘Door de multiproblematiek moeten de zorg van professionals en de continue begeleiding goed op elkaar zijn afgestemd. Het team moet met minimale middelen het maximale bereiken.’
‘Naar buiten, je mag binnen niet roken. En doe meteen de veter van je schoen vast.’ En naar het team: ‘Hoe komt hij aan die sigaret.’ Niemand weet het. Tijdens het overleg met zijn collega’s aan de ronde tafel in de woonkamer blijft Arjan alert op wat er in de woonkamer gebeurt. Hij springt op uit zijn stoel en rent de gang op: ‘Nee Henk, nee niet doen. Niet op de gang plassen, op de wc Henk’. Het is te laat. Henk heeft tegen de muur op de gang geplast. Arjan geeft hem een doek. ‘Maak even de vloer droog.’ Henk doet dat. ‘Henk, de woonkamer is de andere kant op.’ Henk sjokt achter Arjan aan de woonkamer in.

Roken als structuurelement

Vóór elf uur komen de mannen naar de ronde tafel in de woonkamer, maken een gebaar alsof ze roken en kijken de begeleiders vragend aan. Klokslag elf uur haalt Arjan de doos met sigaretten en shag. ‘Elk uur mogen ze roken. Twaalf van de veertien roken. Als je ze de kans geeft, roken ze de hele dag door. Ook hierin kennen ze geen rem.’ De mannen wachten op hun rookwaar. Elke roker krijgt één sigaret of pluk shag uit het eigen pakje en loopt gehaast naar buiten. De rokers steken hun sigaret aan en staren opnieuw voor zich uit. Onderling wisselen zij geen woord. ‘Ik wil stoppen, nee, ik stop met roken. Het is veel te duur en het is slecht voor me. Ik spaar meer dan 40 euro uit per maand, al weet ik niet wat ik dan daarmee doe’. Mike komt de woonkamer binnen. Bij de volgende rookpauze staat hij vooraan, wippend van de ene op de andere voet, en wacht op zijn sigaret ‘Nee, ik maak eerst dit pakje sigaretten op’.

"Als het zover is, wil ik geen euthanasie, wel een crematie"

De maaltijden brengen de bewoners in stilte door. Kleine variaties doorbreken de stille rituelen. Zoals het gebed dat een van hen uitspreekt na de maaltijd in het Arabico, een mengelmoes van Arabisch en Soedanees. Of de Hitlergroet waarmee een bewoner in stilte zijn ongenoegen uit dat hij zijn bord niet mag afspoelen voordat hij het in de afwasmachine zet. Of een ander, die een liedje mee neuriet: ‘All the time, all the lies, all the time.’
Na de maaltijden hervatten de mannen in wisselende samenstelling het ritueel van dommelen, staren en plaats verwisselen. Soms gaat er iemand, bijna onmerkbaar, in alle stilte weg voor een activiteit: een bezoek aan de tandarts, bewegingstherapie of bezoek.
‘Ik denk dat tien van onze bewoners geen bezoek krijgen. Zij zijn vervreemd van hun familie en vrienden. Ze hebben schulden gemaakt of zich niet aan afspraken gehouden. Het contact is verbroken. Dat proberen we te herstellen, maar lukt lang niet altijd. Jay kreeg vanochtend voor het eerst bezoek van zijn broer uit Brussel.’

De ‘reference man’

‘s Middags komt Jay de keuken in voor een kan thee. Arjan noemt hem ‘the reference man’, hét voorbeeld in cursussen voor mensen met Korsakov: ‘Jay is voor ons de uitzondering en in cursussen de standaard. Cursussen geven een té positief beeld van mensen met Korsakov. Met Jay en misschien twee andere bewoners is een gesprek mogelijk, met anderen niet. Jay kan en wil iets met zijn leven. Konden ze allemaal maar wíllen,’ verzucht Arjan. ‘De meesten kunnen niet willen.’
Dragen bijna alle anderen vale, vaker gedragen en gewassen kleding, een enkeling met gaten erin, en daaronder oude afgetrapte schoenen of badslippers, Jay niet. Hij draagt een merkbril, een nieuwe spijkerbroek met een katoenen donkerblauwe trui, een wit met blauwe blouse en een sjaaltje. En daaronder lage, lichtblauwe sneakers die eruitzien alsof ze net uit de winkel komen. Hij heeft kortgeknipt haar, heeft zich gewassen en geschoren, en heeft een subtiele after shave
geur om zich heen. ‘Mag ik mijn was doen?’, vraagt hij. Arjan helpt hem. Jay is opgeleid tot drummer en percussionist op het Rotterdamse conservatorium: ‘Ik trad op over de hele wereld en raakte verslaafd aan alcohol. Ik ging naar een ontwenningskliniek, herstelde en woonde daarna begeleid zelfstandig. Maar de alcohol was sterker dan ik. Opnieuw ging het fout: veel, heel veel alcohol. Mijn hersens zijn beschadigd. Misschien heb ik over acht jaar Korsakov. Ik heb een trom bewaard, misschien herken ik die dan.’ Zijn stem stokt en hij is even stil. ‘Maar, maar uhm, daar denk ik liever niet aan’. Hij fronst zijn wenkbrauwen en kijkt schuin opzij naar beneden. Hij schudt zijn hoofd: ‘Als het zover is, wil ik geen euthanasie, wel een crematie. Nu wil ik dat ik weer begeleid kan wonen.’ Hij pakt snel de kan met thee en loopt terug naar zijn kamer.

Afscheid van een wereldreiziger

In de hal verzamelen Johns begeleiders en medebewoners van unit Groeneveld zich in rolstoelen, met een rollator, met een wandelstok of, zoals Aart, een lange  magere man, zonder hulpmiddelen. Aart loopt licht voorovergebogen aan de arm van een medewerker de hal in. Ook medewerkers van andere units zijn aanwezig. John is vannacht overleden. In de hal is een gedenkhoekje voor hem ingericht met een foto, kaars, gedrapeerde roze sjaal en bloemen. De muziek start: ‘Leaving the table’ van Leonard Cohen. Met een diepe, rauwe en rasperige stem trekt Cohen de toehoorders het lied in en laat ze niet meer los: hij verlaat de tafel, doet niet meer mee. Zijn stem lijkt op die van John.
Tijdens de muziek gaan de liftdeuren open. Begeleiders rijden de blankhouten kist met daarop een doek en bloemen in de kleuren van het door John geliefde Vitesse, in de cirkel. De schouders van Aart schokken. De tranen stromen over zijn wangen. Anderen pinken een traan weg of kijken strak voor zich uit. 
Majoor Anja neemt het woord: ‘Ik wilde vanmorgen John vergezellen op zijn laatste reis. Ik vroeg hem of dat mocht, maar hij antwoordde niet. Hij was al stilletjes vertrokken. Hij werd elf jaar geleden blind en kwam bij De Blinkert. Aart werd zijn maatje. Ze waren onafscheidelijk: ze liepen samen buiten, gingen boodschappen doen of waren uren op het balkon in gesprek. Daarvoor leefde John op straat en maakte reizen naar Amerika en Azië. De mooie en minder mooie momenten nam hij mee in zijn koffer. Bij De Blinkert hebben wij geprobeerd zijn koffer lichter te maken. Dat is soms gelukt. We legden contact met zijn familie en hij voerde telefonisch een gesprek met zijn zoon. Zijn wens om zijn kleinkind nog te zien is niet in vervulling gegaan.’
Na haar toespraak start ‘Bohemian Rhapsody’ van Queen. De aanwezigen leggen de door de begeleiders uitgedeelde zonnebloemen op de kist. In verschillende toonsoorten en tempo’s zingen bewoners hard en zonder gêne voor de kakofonie van klanken met de muziek mee: ‘Never- never-never-never let me go. No-no-nono-no-no-no.’ Ondertussen lopen bewoners en begeleiders mee naar buiten en tillen de kist in de wagen. Zij volgen de wagen met hun ogen tot hij langzaam uit het zicht verdwijnt.

‘Ik wil berecht worden’

Terug op de besloten unit roept Guus: ‘Zestig ton schade’ en ‘Ik ben de baas, hè!’ ‘Waarvan?’, vraagt Arjan. ‘Van de richtingaanwijzers.’ Meteen daarna: ‘Ik wil berecht worden.’ ‘Guus zat jarenlang onterecht in de gevangenis. Dat heeft er ingehakt bij hem. Uiteindelijk is hij vrijgesproken.’ Arjan kijkt rond: ‘Guus, wil je je hand uit je broek halen?’ Wat Guus precies doet is niet duidelijk, zijn grijze joggingbroek zit onder de pies. Arjan neemt hem mee om hem te verschonen. Daarna glijdt ook bij Nico de hand in zijn broek. ‘Nico, wil jij je hand uit je broek halen en meekomen?‘ Arjan trekt hem schone kleren aan. ‘Nico is groot geschapen. Zijn piemel komt boven de inleg uit. Als hij moet plassen, komt de urine overal, behalve in de inleg.’
De schemering valt in. Bewoners vertrekken naar hun kamer. De achterblijvers zwijgen en staren voor zich uit of naar het plafond. De kleine lampjes in de tuin gaan aan en tonen een kleurrijk geheel van geboetseerde objecten als bloemen, hartjes, dieren of kruisjes; gedenktekens, die medebewoners voor een overledene maakten. Binnenkort staat er ook een voor John.

De 3 Eiken is onderdeel van specialistisch verpleeghuis de Blinkert. Hier wonen mensen met multi-problematiek, bestaande uit somatische zorgvragen in combinatie met psych(iatr)ische-, sociaal-maatschappelijke en/of verslavingsproblematiek. Cliënten hebben vaak een verleden als dak- en/of thuisloze en diverse maatschappelijke problemen, waardoor zij niet binnen het reguliere zorgaanbod passen.