Het Leger des Heils laat onderzoek doen naar de effecten van het langdurige klinische behandelprogramma met herstelbegeleiding voor mensen met meervoudige problematiek. We willen daarmee onderzoeken of het langdurige programma van 28 weken daadwerkelijk meer effect heeft dan het kortdurende programma van 12 weken en bij welke cliënten het behandelprogramma het beste aansluit. Esther Pars is onderzoeker vanuit het Radboudumc en doet samen met collega’s Fabiola Tombeng (psycholoog bij De Wending), Hu-Nan de Frel (psychologie student Radboud Universiteit) en Esther Smedes (stagiaire geneeskunde) onderzoek bij verslavingskliniek De Wending. De Wending richt zich op cliënten met meervoudige problematiek, met de nadruk op triple problematiek. Esther vertelt in dit artikel over het onderzoek. Het is nog te vroeg om conclusies ter trekken maar wat opvalt is hoe belangrijk het traject ná de behandeling is.
Esther: “Binnen het onderzoek richten we ons op meervoudige problematiek. Triple problematiek is daar een voorbeeld van. Een triple diagnose houdt in dat deze mensen naast hun verslaving ook kampen met een of meerdere psychiatrische stoornissen en een licht verstandelijke beperking (LVB) of zwakbegaafdheid. Hoe zich dit precies uit, hangt natuurlijk een beetje af van de aard en ernst van de psychiatrische stoornissen en de ernst van de verstandelijke beperking. Maar het is wel zo dat cliënten met triple problematiek binnen de verslavingszorg een complexe en kwetsbare groep vormen. In vergelijking tot cliënten met ‘slechts’ een verslaving ervaren zij ernstiger gevolgen van hun verslaving, zoals een verhoogd risico op vroegtijdig overlijden en een sterkere afname van de kwaliteit van leven.
Niet meer mee kunnen doen in de maatschappij
Cliënten met triple problematiek lopen ook meer risico op het niet meer mee kunnen doen in de maatschappij, met als uiterste vorm dakloosheid. Dit komt doordat middelen gebruik voor deze doelgroep vaak leidt tot onaangepast gedrag, verlies van het sociale netwerk, financiële problemen en het niet kunnen behouden van stabiele huisvesting. Mensen met een LVB of zwakbegaafdheid zijn gevoeliger voor het ontwikkelen en in stand houden van zowel een verslaving als een psychiatrische stoornis. Factoren die daar invloed op hebben zijn beperkte copings- en sociale vaardigheden, ongeremdheid, gevoeligheid voor groepsdruk en moeite met het begrijpen van de nadelige gevolgen van middelenmisbruik. Cliënten met een verslaving en psychiatrische stoornis vertonen bovendien vaak een ernstiger verloop van beide stoornissen, waarbij zowel de verslaving als de andere psychiatrische aandoeningen moeilijker te behandelen zijn. Tegelijkertijd vallen cliënten met triple problematiek in de praktijk vaak tussen wal en schip – de gehandicaptensector mist kennis en kunde om de verslaving te behandelen, terwijl de reguliere verslavingszorg onvoldoende is toegerust om cliënten met een LVB of zwakbegaafdheid op passende wijze te begeleiden.”
Het onderzoek
Cliënten vinden het vaak leuk om mee te doen met het onderzoek. Esther: “Door samen met de onderzoekers het herstelproces op de voet te volgen, zien ze goed welke stappen ze gemaakt hebben tijdens hun behandeling. Door de vragenlijsten en gesprekken leren ze ook veel over zichzelf en wat zij belangrijk vinden. We proberen het meedoen zo leuk mogelijk te maken, dus niet alleen droge vragenlijsten met pen en papier invullen, maar meer interactie en andere werkvormen. Zo houden we het leuk voor de cliënten en ook voor onszelf.
Met het onderzoek volgen we cliënten gedurende hun hele behandeltraject, plus de drie maanden daarna. Hierbij worden we geholpen door de mentoren en psychologen van de cliënten; zij nemen ook enkele vragenlijsten af. Door het herstelproces van cliënten op deze manier te volgen, kunnen we aan het einde van de behandeling zien of er herstel is opgetreden, en zo ja: hoeveel. En als we dat van genoeg mensen weten, dan kunnen we uitspraken doen over de effectiviteit van de behandeling. We bekijken daarnaast in hoeverre de behandeling aansluit bij cliënten door te monitoren welke (herstel)doelen zij voor zichzelf hebben, en wat daarin verandert gedurende de behandeling.
Wat nu al opvalt
Het onderzoek is in september 2020 gestart en inmiddels zijn er 90 cliënten die deelnemen aan het onderzoek, dat is ongeveer 65% van het aantal dat nodig is om conclusies te kunnen trekken. Het duurt dus nog even voordat er onderzoeksresultaten zijn. Toch valt er al wel iets op. Esther: “Wat vooral enorm opvalt is hoe belangrijk het traject ná de behandeling is, en hoe belangrijk het is dat de overdracht van de Wending naar het na-traject soepel verloopt. Tijdens hun behandeling krijgen de cliënten heel veel tools aangereikt, maar na hun vertrek uit de Wending begint het normale leven weer met alle verleidingen, pieken en dalen die daarbij horen. Vaak hoor ik: ‘hierbinnen is het makkelijk om clean te blijven, maar als je naar huis gaat dan moet je pas echt aan de bak!’. Dan is het tijd om al het geleerde toe te passen. Dat is echter iets waarbij vaak steun van anderen nodig is. Wat ons opvalt is dat degenen die een solide na-traject hebben en een stevig steunend sociaal netwerk, vaker in staat zijn om in herstel te blijven en het bij de Wending geleerde toe te passen.”
In fase drie en vier van het lange traject bij De Wending is er veel aandacht voor leermomenten en oefenen. Het oefenen van gedrag in moeilijke situaties is daarin een aandachtspunt. Zo wordt er geoefend met verlof en kijken we samen met de cliënt welk netwerk en welke steun nodig is om de moeilijke situaties zonder middelen door te komen.
Wil je meer weten over het behandelprogramma van De Wending? Neem contact met ons op via T. 088 – 056 67 00 of klik hier voor meer informatie.